Opdrachtgevers

Het vervaardigen van een verlucht handschrift, zoals het Amsterdams Machzor, is een langdurig en kostbaar proces, waar meerdere ambachtslieden bij betrokken zijn. De opdrachtgever is daarom veelal welgesteld. Het kostbare werk wordt vaak aan de joodse gemeente geschonken om rijkdom, status en vroomheid te benadrukken. Soms wordt het schenken van kostbare voorwerpen ook gebruikt ter herinnering aan een bijzondere gebeurtenis of om een ruzie te beslechten. Het Amsterdams Machzor bevat geen colofon waarin de opdrachtgever, de herkomst of een datering genoemd worden. Op basis van de liturgie en de decoratie, blijkt het manuscript in Keulen te zijn vervaardigd. Daarna werd het aan de joodse gemeenschap in Keulen geschonken, die daar sinds het begin van de middeleeuwen gevestigd was.

Ambachtslieden

Het Amsterdams Machzor is door meerdere mensen ontworpen en uitgevoerd. Details in de uitvoering verraden het werk van ten minste drie verschillende ambachtslieden. De boekverluchter heeft de meeste illustraties voor zijn rekening genomen. De schrijver was vermoedelijk niet alleen verantwoordelijk voor de tekst, maar heeft ook de initialen gedecoreerd. Er is een derde hand te herkennen in enkele verluchte letters. De schrijver heeft waarschijnlijk de onderliggende pentekening gemaakt waarover het goud is aangebracht door de derde ambachtsman. Zijn werk is minder netjes dan de initialen van de schrijver zelf en het goud is buiten de lijnen van het ontwerp terechtgekomen. Er worden geen namen vermeld in het Machzor. Desondanks kunnen we concluderen dat het Amsterdams Machzor het werk is van professionele ambachtslieden.

Herkomst

Gelet op de vele opmerkingen van latere gebruikers in de kantlijn van het Amsterdams Machzor, verliet het manuscript Keulen waarschijnlijk al tijdens de middeleeuwen. Pas in 1669 is er weer zekerheid over de verblijfplaats van het Machzor door een tweetal opmerkingen, geschreven door Uri Fayvesh ben Aaron Halevi, een bekende drukker uit Amsterdam. Hij schonk het manuscript, dat hij van zijn grootvader, rabbijn Mozes Uri Halevi erfde, in 1669 aan de asjkenazische gemeente in Amsterdam om een geschil met de gemeente te beslechten. Het Machzor is sindsdien in het bezit van de gemeente, de hedendaagse Nederlands-Israëlitische Hoofdsynagoge, geweest. Het Machzor werd in 1955 aan het Joods Historisch Museum in bruikleen gegeven en is daar tot aan de recente gezamenlijke aankoop met tussenpozen tentoongesteld.

Datering

In het Amsterdams Machzor wordt geen datum van vervaardiging genoemd. In de 12e en het begin van de 13e eeuw beperkte de versiering van asjkenazische feestgebedenboeken zich tot het schrift. Het heeft tot het eind van de jaren vijftig van de 13e eeuw geduurd tot er een standaard voor de figuratieve versiering van dit type handschriften was ontwikkeld. De versiering van het Amsterdams Machzor wijkt op veel punten af van dat programma en herinnert veeleer aan Hebreeuwse handschriften en aan niet-joodse kunst uit eerdere decennia. Ook de liturgische teksten in het handschrift wijzen op een vroege datering. Vaak worden de jaren veertig van de 13e eeuw genoemd, maar het gebruikte perkament wijst eerder op een datering in de jaren vijftig van de 13e eeuw.

Liturgie

Een Machzor is een gebedenboek voor de joodse feestdagen. Naast gebeden bevat een Machzor ook liturgische poëzie. Deze gedichten worden voorgedragen tijdens de feestdagen en worden pijoetiem genoemd. Liturgie en pijoetiem verschilden per stad of gebied. De pijoetiem in het Amsterdams Machzor stellen ons in staat om het Machzor met de liturgie uit Keulen te verbinden. Bovendien bevat het Amsterdams Machzor een hagada, een gebedenboek met rituelen, gebeden en gedichten voor Pesach. In de hagada staan pijoetiem die tegenwoordig nog gebruikt worden. Andere Machzoriem (meervoud van Machzor) bevatten maar zeer zelden een hagada voor Pesach, wat het Amsterdams Machzor bijzonder maakt. Vanaf de 13e eeuw werd de hagada steeds vaker als apart boek vervaardigd.

Gebruik

Het Amsterdams Machzor was bedoeld voor gebruik in de synagoge op feestdagen. Tijdens normale dagen werd het Machzor niet in de synagoge bewaard, maar waarschijnlijk bij iemand thuis. Op feestdagen werd het Machzor door een bediende van de synagoge of door de opdrachtgever van het manuscript naar de synagoge gebracht en op de lessenaar gelegd. De chazan (voorzanger) reciteert de gebeden en gedichten uit het Machzor tijdens de synagogedienst. Het reciteren van de gedichten is een belangrijk onderdeel van de dienst tijdens de feestdagen. Onder leiding van de chazan zingt en bidt de gemeenschap gezamenlijk. De chazan is een vooraanstaand lid van de gemeenschap en goed opgeleid in de joodse liturgie. De gemeenschap kiest hem als hun vertegenwoordiger voor God.

Materiaal

Het Amsterdams Machzor is op één blad na compleet. Het boekblok bestaat uit 331 bladen van tweezijdig geruwd kalfsperkament. Perkament is gedroogde dierenhuid. De huiden zijn een aantal malen in water met kalk geweekt en op een spanraam met een halvemaanvormig mes ontdaan van haar- en vleesresten. Beide kanten van de huid zijn vervolgens uitgebreid gepolijst om twee zo gelijk mogelijke schrijfoppervlakken te krijgen. In Zuid-Duitsland is men er vanaf ongeveer 1260 in geslaagd om het verschil tussen de haar- en vleeszijde van het perkament onzichtbaar te maken en men is toen ook andere technieken gaan ontwikkelen om te liniëren. In het Amsterdams Machzor komen verschillende linieertechnieken voor en zijn bovendien soms oude reparaties van het perkament te zien.

Constructie

Oorspronkelijk was het Amsterdams Machzor opgebouwd uit katernen van vier dubbelgevouwen vellen, wat leidde tot acht bladen, en dus zestien bladzijden. Op enig moment zijn de dubbelbladen aan de achterkant losgesneden en vervolgens weer met een overhandse steek aan elkaar genaaid. Op elk van de bladen zijn 28 gelinieerde horizontale regels aangebracht, met twee verticale lijnen, voor 27 regels tekst, zowel met blinde stift als met loodstift. Er zijn in de binnen-­- en buitenmarges sporen te zien van gaatjes die voor de liniëring gebruikt zijn. Het boekblok is gebonden in een vroeg-19e eeuwse ‘Statenbijbel’-band, bestaande uit een houten plat dat is overtrokken met rundleer en gedecoreerd met een ruitpatroon en met blindstempeling in dubbele kaders.

Schrift

Handgeschreven Hebreeuws schrift verraadt over het algemeen de geografische herkomst van de schrijver. Ganzenveren en rietpennen zijn de twee meestgebruikte schrijfinstrumenten, die elk tot een volledig ander schriftbeeld leiden. In Noord- en West-Europa werden ganzenveren gebruikt. Daarmee kan men grote verschillen in dikte aanbrengen tussen horizontale en verticale pennenstreken. Asjkenazisch schrift maakt daarom een bijna gotische indruk. Middeleeuwse schrijvers hechtten niet aan een onderscheidend uiterlijk van hun schrift. Stereotypie was eerder het ideaal, maar dat betekent niet dat er ook binnen de asjkenazische schriften geen verschillen zichtbaar zijn. Op grond van de specifieke vorm van de letters is het zeker dat de schrijver van het handschrift in Keulen oorspronkelijk uit Noord-Frankrijk afkomstig was. Cultureel vormde Noord-Frankrijk ook een eenheid met het Rijnland.

Miniaturen

Het Amsterdams Machzor is rijk gedecoreerd met illustraties, versierde letters en woorden, en de tekens van de dierenriem. De illustraties sluiten aan op de tekst. Het woord migdal (toren) is bijvoorbeeld uitgebeeld door middel van een olifant met een kasteel op de rug. De enige voorstelling in het Machzor toont een chazan met een gebedssjaal, een puntige jodenhoed en een open gebedenboek waaruit hij reciteert. Op de lessenaar voor hem ligt een gebedenboek opengeslagen op de volgende pagina. Het gezicht van de chazan is door de kunstenaar ingevuld, maar door een latere eigenaar deels uitgeveegd. Daarnaast bevat het Machzor twintig gedecoreerde initialen met bloemmotieven, versierde kaders en (fantasie)dieren in rood, zwart, wit en blauw, waarvan enkele met goud zijn verlucht.

Goud

Een groot aantal van de miniaturen in het Amsterdams Machzor is gedecoreerd met goud. Met name initialen worden uitgevoerd in goud om de aandacht van de lezer te trekken en rijkdom uit te stralen. Om letters te vergulden wordt gebruik gemaakt van bladgoud of goudpoeder. Het ontwerp van de letters wordt door middel van het prikken van gaatjes of een pentekening op de juiste plek overgezet. Vervolgens wordt het perkament voorbereid met beenderlijm en andere materialen zoals gips. Daarna wordt het goud flinterdun aangebracht met een pincet of kwastje. Op twee plaatsen in het Machzor is de ambachtsman het goud vergeten aan te brengen en is de roestbruine onderlaag nog zichtbaar. Ten slotte wordt het goud gepolijst om een prachtige glans te verkrijgen.

Beeldenverbod

Het tweede Bijbelse gebod, ‘gij zult u geen gesneden beeld maken’, heeft er niet toe geleid dat in joodse handschriften geen afbeeldingen voorkomen. Toch was men zich vaak wel bewust van dat Bijbelse gebod. In het Amsterdams Machzor zijn ‘complete’ afbeeldingen opgenomen van menselijke figuren, zonder weglatingen of aanpassingen. In latere handschriften is altijd sprake van het gebruik van dierlijke elementen, zoals dierenkoppen op mensenlichamen, of van gezichten die niet zijn uitgewerkt. Die gewoonte wordt traditioneel uitgelegd als een oplossing voor het praktische probleem van het tweede Bijbelse gebod, maar wordt in het Amsterdams Machzor niet aangetroffen. Ook dit is een argument voor een vroege datering.

BEKIJK HET HANDSCHRIFT ONLINE

Digitale fotografie en website door Ardon Bar-Hama   

 2019  ©  Alle rechten voorbehouden